Thuis woont ze midden in de stad op een bovenhuis, boven de zaak van haar ouders. Ze kan niet buiten spelen, de straat is té druk. Op de camping, samen met mama en grote broer en zus is het zes weken feest. Ze loopt altijd buiten rond, op blote voeten, behalve als het heel hard regent. Want hier is de vrijheid. Het gaan en staan waar je wilt.
De tent staat in een duinpan. Zodra ze één duintje over is, is ze uit het gezichtsveld van haar moeder verdwenen. Die maakt zich daar niet druk over, want de hele camping houdt de kleine krullenbol in de gaten. Bovendien is een labeltje met het tentnummer aan haar kleding gespeld. Ze loopt niet in zeven sloten tegelijk, ze wil alleen maar vrij zijn. Ze heeft moeten leren zwemmen toen ze drie was, want de zee is vlakbij. Alleen maar het grote duin over. Dat mag ze nog niet alleen, maar dagdromer die ze is, komt ze toch wel eens op het strand uit…
Ze babbelt met iedereen, ze verzamelt rupsen die ze in haar tuintje naast de tent probeert bijeen te houden. Ze wandelt iedere dag met mama naar het dorp om boodschappen te halen. En een ijsje. En als papa vrijdagsavonds met de veerboot aankomt is er altijd dat frietje.
Elke ochtend zwemmen ze in zee. De gang naar het washok is langer en dat gebeurt 1x per week, om de haren te wassen. Van zand, zee en zon word je niet vies. Alleen maar bruin. ’s Avonds is het voeteninspectie. Mama haalt met een pincet alle duindoorns uit het eelt onder haar voeten. Verder zijn er geen verplichtingen. Etenstijden zijn flexibel en eten kan ook bij de buren.
Het is de mooiste tijd van het jaar voor deze kleuter. Ze kan zijn wie ze is. Vrijbuiter en eigenzinnig. Haar ouders zullen haar later vertellen dat ze altijd zes weken lang liep te neuriën en te zingen. En dat dat hun #kleingeluk was…
Geef een reactie