Man. Plusminus 40 jaar oud. Oranje petje achterstevoren op z’n hoofd. Wit hemd aan. Onderaan dat witte hemd een zwangerschapsbuik van 6,5 maand. Oké, bierbuik kan ook. Grijze korte broek van hele dunne joggingstof. Zwarte gewone sokken in zwarte “soort van” zwarte gympen. Loopt met ontzettende O-benen. Fris gewassen, danwel net een halve fles deo leeggespoten. Geen Axe, da’s zeker. Beeld?
Onze wegen kruisen zich in het park en we belanden op hetzelfde pad. Ik vlak achter hem, met Suus, m’n logeerhondje. En dan rolt er, zomaar, een briljante conversatie uit z’n mond over de bomen zonder takken die naast het pad staan. In onvervalst Strijps dialect. Denk ik. Ik heb geen weerwoord, laat staan een antwoord. Durf m’n blik niet te laten zakken als hij zich naar me toedraait, uit ongemakkelijkheid wat ik dan zal zien. Blijf ‘m dus in de ogen aankijken. Hij kijkt me indringend aan en zegt: “goei weer hè, om met de hond te lopen”. Suus kwispelt naar ‘m. Ik blijf staan op het pad en stamel: “da is ôk.” Hij draait weer terug en loopt verder. Mij achterlatend met een blik op z’n billen die alle kanten op wiebelen in dat broekje van te dunne stof. En die O-benen. Het brandt nog. Op m’n netvlies.
Geef een reactie